Licht dat troost biedt
Licht is een oersymbool dat verbonden is met licht en warmte.
Diyaa
Binnen de verschillende godsdiensten speelt de symboliek van licht en donker vaak een rol. Zo ook rond een overlijden. Binnen het hindoeïsme speelt de “diyaa” een grote rol. Een diyaa is een aardenwerken bakje met daarin gesmolten zuivere boter met daarin een pit van in elkaar gedraaide watten. Deze diyaa staat brandend bij het hoofdeinde van de overledene en is bedoeld om de ziel te beschermen tegen kwade geesten.
Kaarsen
Ook in onze cultuur worden er vaak kaarsen gebrand bij een overledene. Gedurende de dagen tussen overlijden en uitvaart staat er vaak een brandende kaars. Ook bij de afscheidsplechtigheid worden er vaak kaarsen aangestoken. Dit heeft zijn oorsprong in de katholieke liturgie waarbij kaarsen aangestoken worden als teken van het geloof dat de dood niet het einde is. Het ontsteken van licht kan troost bieden, een beetje warmte geven in een tijd dat het moeilijk is, het geeft verlichting.
Rituelen met licht
Margreet stak altijd kaarsjes aan om aan mensen te denken. Bijvoorbeeld als iemand een operatie moest ondergaan of als een kleinkind een belangrijk examen deed. Bij haar uitvaart staken we veel kaarsjes aan om aan haar te denken. Aan het eind van de afscheidsplechtigheid stak een kleindochter een graflicht aan. Een kleinzoon sprak een korte tekst uit:
Lieve oma,
dit keer steken we kaarsen aan om aan u te denken.
Voor al die keren dat we mochten komen logeren,
dat u voor ons kookte wat we lekker vonden,
dat u met ons speelde en met ons lachte.
Voor al die keren dat we samen op de bank zaten met lekkere koekjes,
dat we samen film keken en plezier hadden.
Iedere keer als we een kaars aansteken denken we aan u.
Het graflicht ging mee naar het graf en kreeg daar een plaatsje.
Jan zei altijd: “met de dood gaat het licht uit”. Na zijn overlijden was dat een gevleugelde uitspraak van hem. Bij de afscheidsplechtigheid werd er een kaars aangestoken die de hele plechtigheid bleef branden. Aan het eind werd er een tekst voorgelezen:
Jan, we zullen altijd aan je blijven denken,
hoe je altijd in de weer was in jouw tuintje,
hoe je probeerde de kleinkinderen te leren schaken,
wat bij de één beter lukte dan bij de ander,
hoe je voor anderen opkwam, want je kon niet tegen onrecht,
hoe je iedere keer een nieuw puzzelboekje vol maakte,
Jan, we zullen je missen,
maar voor jou gaat nu het licht uit.
Nu wordt de kaars uitgeblazen, het licht is uit.